Ik had nooit durven denken dat we ooit zo'n emotionele band zouden hebben. Toch zeker niet als ik terugdenk aan die eerste grote rit samen. Het was koud, winter, en ik moest naar Brussel. Er was daar een leuk feestje aan de gang en ik wilde er persé naartoe. Met mijn nieuwe auto, wat had je gedacht! Helaas pindakaas, ik ben er nooit geraakt. Ergens ter hoogte van Schaarbeek ben ik gestrand. Voor een rood licht op een druk kruispunt. De motor oververhit, ik onderkoeld, veel geroep, gevloek en zelfs enkele tranen.
Maar kom, mijn bolide en ik, we hebben een band. En ondanks die slechte start kunnen we het wel met elkaar vinden, vind ik. Hij heeft zo zijn kuren, maar ik respecteer die. Soms heeft hij er geen zin in, en wil hij met de beste wil van de wereld niet sneller dan 120. Soms durft hij zelfs eens protesteren en begint hij te midden van de tweede rijstrook te schokken als een kat met kotsneigingen. Maar ik laat het allemaal gebeuren. Gas lossen, diep ademhalen en hem even zijn gang laten gaan.
En zo doen we het al een jaar. Mijn camionette en ik, wij geven en nemen. Hij rijdt me rond, ik gun hem zijn grillen.
De laatste weken is er echter iets veranderd. Hij verliest water, schokt nog meer dan anders en heeft er niet veel zin meer in. Die dikke grijze rookwalm bij het starten zegt genoeg. En hij piept. Een zielig gepiep. Een ik-wil-wel-maar-ik-kan-niet-meer-gepiep.
235 000 km heeft hij ondertussen op zijn teller. En er kunnen er nog bij, zegt de garagist hoopvol. Maar ik weet wel beter. Terminaal noem ik hem. Mijn gevarendriehoek zit in de koffer. Het nummer van VTB-VAB in het handschoenenkastje. Ik ben voorbereid. Maar tot het zover is, blijf ik ermee rijden. Tot de laatste kilometer. Niet omdat ik mijn leven beu ben, maar wel omdat hij het verdient! En omdat hij mijn coolste eerste auto ooit was. Is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten